Lexicon Drinkwater

Filtratie : is een techniek waarbij deeltjes, aanwezig in een vloeistof, door een poreus (doorlatend) lichaam tegengehouden worden.

Hardheidsgraden : De hardheid van het water wordt bepaald door het calcium- en magnesiumgehalte van het water. Ze wordt op drie manieren uitgedrukt:

  • Duitse graad (1° D) stemt overeen met 10 mg calciumoxide (CaO). Dit komt dan weer overeen met 7,14 mg calcium of 4,28 mg magnesium per liter water.
  • Franse graad (1° F) stemt overeen met 10 mg calciumcarbonaat (CaCO3) wat overeenkomt met 4,0 mg calcium of 2,4 mg magnesium per liter water.
  • mmol : 1 mmol stemt overeen met 40 mg calcium of 24 mg magnesium per liter water, wat dus gelijk is aan 10 Franse graden.
  • Aangewezen min. hardheid van koud leidingwater is 15°F, Zacht water - 20°F Middelmatig water 20°F – 30°F, Hard water +30°F

Zuurtegraad: of pH-waarde van een oplossing schommelt tussen 1 en 14. In neutraal water is de pH-waarde of zuurtegraad gelijk aan 7. Is de pH-waarde van een oplossing begrepen tussen 7 en 14 dan is de oplossing basisch. Als de pH-waarde begrepen is tussen 1 en 7 dan is de oplossing zuur. De normwaarde voor de pH van drinkwater is begrepen tussen 6,5 en 9,2.

Microgram: 1 microgram (1 µg ) is gelijk aan 1 duizendste van een milligram (mg).

Micro-organismen: is de verzameling van zeer kleine levende wezens van allerlei ontwikkelingsgraden. Ze zijn zo klein dat men ze meestal met het blote oog niet kan zien. Om ze te onderscheiden heeft men een microscoop nodig die sterk uitvergroot.

Zouten: ontstaan uit reactie van een zuur met een base. In de chemie zijn talloze zouten gekend. Bij zouten wordt een onderscheid gemaakt tussen goed oplosbare en minder goed oplosbare zouten. Van de goed oplosbare zouten is keukenzout een voorbeeld. In de warmwatertoestellen wordt ketelsteen (calciumcarbonaat) gevormd en dit is een voorbeeld van een onoplosbaar zout.

Kalkafzetting: water dat calcium- en magnesiumzouten bevat kan in bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot de vorming van kalk of “ketelsteen” op buiswanden, weerstanden en verwarmingselementen. Bij beluchting van het water en verhoging van de temperatuur wordt kalkafzetting versneld. Naast de hardheid van het water zijn ook de concentraties koolzuur en biocarbonaat in het water alsook zijn alkaliniteit van belang..

Calcium: Calcium (scheikundig symbool Ca) is een metaal dat veel in de natuur voorkomt. In kalkrotsen bevindt het zich onder de vorm van calciumcarbonaat. Calcium is het voornaamste bestanddeel dat de hardheid van het water bepaalt. Het menselijk organisme heeft ongeveer 700 tot 900 mg per dag nodig. De maximaal toelaatbare concentratie in drinkwater bedraagt 270 mg/l.

Ijzer: (scheikundig symbool Fe) Zeer verspreid metaal. De voeding levert 15 tot 25 mg ijzer per dag. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 0,2 mg/l.

Corrosie: is een wisselwerking tussen een materiaal (meestal metaal) en zijn omgeving (bv. water), waarbij het materiaal, meestal door oxidatie, geheel of gedeeltelijk wordt omgezet tot minderwaardige stoffen, zodat zijn oorspronkelijke eigenschappen achteruitgaan (bv. verlies van mechanische sterkte). De meest bekende vorm is roest.

Oxidatie: is een scheikundig proces waarbij zuurstof reageert met andere stoffen. Verbranding van steenkool is een oxidatie : dit vereist zuurstof als reagerende stof en geeft aanleiding tot de vorming van reactieproducten zoals koolzuurgas. In zuurstofhoudend water gedraagt zuurstof zich eveneens als een oxiderende stof. Voorbeelden hiervan zijn het roesten van ijzer, oxideren van koper, enz.

Roest: is een verbinding van zuurstof met ijzer. Roest ontstaat door langzame verbranding (oxidatie) van ijzer in een vochtige omgeving.

Fosfaten: (scheikundige formule : PO4) zijn zouten afgeleid van fosforzuur (H3PO4). Fosfor in de vorm van fosfaat is onontbeerlijk voor plant en dier. Voor oppervlaktewater is het fosfaat van bijzondere betekenis omdat hoge fosfaatconcentraties leiden tot meer algengroei. Fosfaatzouten worden ook aangewend bij de behandeling van drinkwater als corrosie-inhibitor (afremmer).

Polyfosfaten: zijn opgebouwd uit verscheidende fosfaatmoleculen, die op hun beurt zouten zijn van fosforzuur. Door hun structuur kunnen ze met calcium of magnesium oplosbare verbindingen (complexen genaamd) vormen. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 5 mg/l (uitgedrukt in P2O5).

Silicaten: zijn zouten van silicium, het scheikundige element (Si) , dat het meest in de aardkorst voorkomt. De meest gekende siliciumhoudende materialen in de natuur zijn kwartszand en klei.

Chloor: (scheikundig symbool Cl) is een scheikundig element, dat in de natuur aanwezig is onder de vorm van zouten. In vrije vorm is het een groen-geel gas. Hieraan dankt het zijn naam (chloros is het Griekse woord voor groen). Zelfs in lage concentraties in water is het sterk bacteriedodend. De maximaal toelaatbare concentratie in drinkwater bedraagt 0,25 mg/l.

Fluor: (scheikundig symbool F) komt in de natuur voor onder een gebonden vorm (in mineralen en organische moleculen). Fluor komt voor in bijna alle voedingswaren. Via het voedsel nemen we dagelijks 0,5 tot 2 mg op. Een teveel aan fluor kan leiden tot fluorose. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 1500 µg/l.

Lood: (scheikundig symbool Pb). Dit metaal werd veel gebruikt in de industrie. Tot een eind na de Tweede Wereldoorlog werd dit metaal gebruikt voor de huisaansluitingen en binneninstallaties voor drinkwater. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 0,05 mg/l. De nieuwe Europese richtlijn zal deze concentratie verlagen tot 0,01 mg/l (weekgemiddelde).

Asbest: is de naam van een gesteente bestaande uit taaie, niet-brandbare vezels dat vooral aangetroffen wordt op het Amerikaanse continent. Asbestvezels werden omwille van hun sterkte en onbrandbaarheid aangewend voor de productie van allerlei materialen, zoals in onbrandbare kledij en in combinatie met cement in platen en buizen. Het wordt niet meer geproduceerd omwille van de gezondheidsrisico’s.

Magnesium: (scheikundig symbool Mg). Dit is één van de meest verspreide metalen in de natuur. Magnesium is een bestanddeel van de hardheid van het water. Het menselijk organisme heeft ongeveer 420 mg per dag nodig. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 50 mg/l.

Mangaan: (scheikundig symbool Mn). Metaal dat in de natuur veel voorkomt. Sommige grondwaters bevatten tot 3 mg/l. In de meeste gevallen is mangaan aanwezig samen met ijzer. Door oxidatie slaat het neer en kan het een zwarte laag vormen in de leidingen. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 0,05 mg/l.

Natrium: (scheikundig symbool Na) speelt onder de vorm van natriumchloride (keukenzout) een belangrijke rol in de voeding en in de industrie. Natrium is een wezenlijk bestanddeel van water. De concentratie hierin bedraagt een paar mg tot 500 mg per liter en zelfs meer. Een volwassene heeft ongeveer 2000 mg natrium per dag nodig. Onze voeding levert al 3000 tot 5000 mg per dag. Onnodig dus om zout toe te voegen aan onze voeding. De wetgeving inzake water bestemd voor menselijke consumptie legt een limiet van 150 milligram natrium per liter water vast aan het leveringspunt. Aan de tapkraan moet er met een waarde van 200mg/l als indicatorparameter rekening gehouden worden.

Natriumhypochloriet: (scheikundige formule NaClO : chloorbleekloog) ook JAVELwater genoemd, is een industrieel chloorproduct dat toegepast wordt voor de desinfectie van drinkwater.

Nitraat: (scheikundige formule NO3-) is een chemische verbinding, nl. een zout afgeleid van salpeterzuur (HNO3). Nitraten worden in de landbouw toegepast als meststof en zijn allen goed oplosbaar in water. Hierdoor vormt deze verbinding een bedreiging voor de grondwaterkwaliteit, voornamelijk in ondiepe waterwinningen. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 50 mg/l (uitgedrukt in NO3-).

Nitriet: (scheikundige formule NO2-) is een chemische verbinding, nl. een zout afgeleid van salpeterigzuur (HNO2). Het komt in water voor als gevolg van bacteriële oxidatie van ammonium; dit tussenproduct van de oxidatie van ammonium wordt snel verder geoxideerd tot nitraat. In het maag- en darmstelsel, voornamelijk van jonge baby’s, wordt nitraat omgezet in nitriet. De maximaal toegelaten concentratie in drinkwater bedraagt 0,1 mg/l (uitgedrukt in NO2-).

Nutriënten: nutriënten als stikstof (N) en fosfor (P) zijn voedingsstoffen voor planten. Bij overmatige aanwezigheid in het oppervlaktewater veroorzaken zij algenbloei of eutrofiëring. Verdergaande verwijdering van stikstof en fosfor in de waterzuiveringsinstallaties worden opgelegd voor R.W.Z.I’s > 10.000 I.E.

Stikstof: (scheikundig symbool N afkomstig van "Nitrogen"). Onze atmosfeer (de lucht) wordt gevormd door 1/5 zuurstofgas (O2) en 4/5 stik-stofgas (N2). Beide gassen zijn oplosbaar in water. De oplosbaarheid is afhankelijk van fysische factoren zoals druk en temperatuur. Stikstof vormt een heel belangrijk element in de opbouw van levende materie en dit verklaart dan ook de toepassing van stikstofhoudende meststoffen in de landbouw. Koolzuurgas(scheikundig symbool CO2). Koolstofdioxide is een reukloos gas dat in de natuur voorkomt (cfr. broeikaseffect) en ook in de adem van mens en dier aanwezig is. Grondwater is over het algemeen rijk aan koolzuurgas. Het is toegevoegd aan bruisend flessenwater. Dit gas is verantwoordelijk voor corrosie en aantasting van materialen in contact met drinkwater.

Bacteriën: zijn heel kleine eencellige micro-organismen, die dikwijls staafvormig zijn. In het Grieks betekent "bakteria" immers stok, staaf. Een aantal zijn o.a. de oorzaak van vele besmettelijke ziekten. Veel andere bacteriën zijn onschadelijk of zelfs nuttig voor de mens.

Legionella: is een bacterie, die vooral bij verzwakte personen een soort longontsteking veroorzaakt. Het woord is afgeleid van het Engelse "Legionnaire" (veteraan of oud-strijder), omdat de ziekte voor het eerst op een oudstrijdersbijeenkomst in de Verenigde Staten van Amerika massaal is uitgebroken. Het wordt daarom soms ook "veteranenziekte" genoemd.

Virus: is afgeleid van het Latijn en betekent vergif, smetstof. Het woord heeft betrekking op kleine organismen, die alleen in vreemde levende cellen tot ontwikkeling kunnen komen.

Membraan: is een natuurlijk of synthetisch vlies (dun vel) dat een scheiding vormt tussen twee milieus. Synthetische membranen kunnen gebruikt worden in de waterzuivering. De membraantypes worden gekenmerkt door hun poriëngrootte. De huidige membraantechnieken zijn enerzijds micro- en ultrafiltratie (verwijdering van zwevende stoffen) en anderzijds nanofiltratie en hyperfiltratie of omgekeerde osmose (verwijdering van opgeloste zouten). Voor de toepassing van deze laatsten is er veel energie nodig.

Omgekeerde osmose: ook hyperfiltratie genoemd, is een drinkwaterbehandelingstechniek waarbij voorgezuiverd (zee)water onder een zeer hoge druk (25 à 45 bar) door een semi-permeabel (half doorlatend) membraan wordt geperst dat enkel het water doorlaat. Hierbij ontstaat enerzijds een waterstroom met een zeer laag zoutgehalte en anderzijds een afvalstroom, "brijn" genoemd, met een zeer hoog zoutgehalte. Deze techniek vergt veel energie en wordt toegepast voor de ontzilting van zeewater en brak water. De hoge energieprijs en de hoge kostprijs van de membranen vormen een hindernis voor de doorbraak van deze technologie.

U.V.-straling: is een straling waarmee men een betrouwbare desinfectie van drinkwater kan uitvoeren. Hierbij worden de nucleïnezuren binnen in de bacteriecel afgebroken en worden de bacteriën gedood. Deze desinfectietechniek wordt voornamelijk toegepast op helder grondwater omdat het gehalte aan UV-absorberende stoffen (humuszuren) zeer laag moet zijn voor een efficiënte werking . Het heeft evenwel geen blijvend effect.

Ozon: (scheikundige formule O3). Ozon is een sterk ruikend en oxiderend gas. Het wordt in de drinkwaterbereiding op de plaats van gebruik geproduceerd omdat het niet stabiel is.

Ozonisatie: is het proces waarbij ozon in contact wordt gebracht met water. Dit gebeurt in ozoncontactkamers.

Waterslag: Wanneer de stroming van water (of een andere vloeistof) in een leiding plots wordt afgeremd of onderbroken, kan dit aanleiding geven tot drukstoten. Waterslag kan veroorzaakt worden door het te snel sluiten van een afsluiter of door aanwezigheid van lucht in de leidingen. Deze plotse drukstoten kunnen ernstige beschadigingen aan leidingen en apparatuur veroorzaken.

Gevolgen van kalkaanslag in leidingen:

Dikte kalkafzetting (mm) Rendementsverlies (%)
0,4 4
0,8 7
1,8 11
3,2 18
4,8 27
6,4 28
9,6 48
12.7 60
16 74
19 90

Bron: Belgische Federatie voor de Watersector vzw